Kwaliteit boven tijd voor Extreme in 013
|
Het optreden in Nederland bevalt Extreme blijkbaar goed: op 25 juli stond de band in Tivoli Vredenburg, en nog geen halfjaar later treedt de Amerikaanse hardrocklegende alweer op in het Tilburgse 013. Op de avond van 3 december staat er lang voor zevenen al een flinke rij voor het gebouw. Het concert is niet uitverkocht, maar ondanks het feit dat de vorige show van Extreme niet lang geleden was, kan de band weer rekenen op een groot en vooral enthousiast publiek.
Bij binnenkomst blijkt dat de zaal niet, zoals gepland, om zeven uur open is gegaan; er is nog een soundcheck bezig, en de vroegkomers moeten wachten in de foyer. Het is al tien voor acht geweest als de intussen stampvolle foyer eindelijk kan leegstromen in de zaal. Ondanks de vertraging begint het voorprogramma op tijd; het Nederlandse Tricklebolt komt om acht uur het podium op om eventuele frustratie bij het publiek prompt te doen vergeten. De nog jonge band uit Overijssel staat bijzonder zelfverzekerd op het podium en speelt snoeiharde, stampende hardrock die (met name door het werk op de hammond) aan Deep Purple en Uriah Heep doet denken. Die merkbare invloed is te verklaren; Tricklebolt stond eerder al in het voorprogramma van Uriah Heep. Het publiek reageert enthousiast op de muziek en vrolijke opmerkingen van frontman Bastian Pen (‘onze merchandisetafel staat daar: help Tricklebolt de winter door!’), en als de band afscheid neemt maakt het publiek zo veel lawaai dat er geen twijfel over kan bestaan of dat het optreden gewaardeerd werd of niet.
Hoewel het voorprogramma op tijd begon en het podium daarna in alle rust omgebouwd kon worden, begint Extreme toch later dan verwacht. Om kwart over negen wordt het publiek onrustig en begint het te fluiten; uiteindelijk is het vijf over half tien als er geen bandje, maar het geluid van Nuno’s gitaar uit de speakers komt en de bandleden in het donker het podium opkomen. Als het publiek is uitgeschreeuwd en de band op het podium staat, barst het echte spektakel los met ‘Get The Funk Out’. Het refrein wordt keihard meegeschreeuwd door het dolenthousiaste publiek, en hetzelfde gebeurt bij het volgende nummer ‘Li’l Jack Horny’. Na ‘Rest in Peace’ vertelt Nuno dat de band van plan is wat nieuwe dingen te proberen, zoals nummers uitvoeren die ze al jaren niet meer gespeeld hebben; het daarop volgende ‘Stop The World’ is daar één van.
Tijdens de show rent Gary Cherone als een bezetene het podium op en neer, springt op de boxen voorop het podium, gooit zijn benen in de lucht, laat zich op de grond vallen en lijkt uit een eindeloze bron van energie te putten. Ondertussen vormen bassist Pat Badger en Nuno een vaste basis met hun sterke achtergrondzang en fenomenale snarenspel. Tussendoor maakt Nuno even een uitstapje als hij op zijn eigen bongo-achtige drumkit meedrumt met drummer Kevin Figueiredo, en een soort drumduel met hem aangaat. Een ander drumstel dan datgene waar Kevin eerder op speelde wordt voor op het podium gerold voor een uitvoering van wat akoestische nummers in een intiemere setting; voorop het podium en dicht bij elkaar speelt de band ‘Tragic Comic’, dat de band volgens Nuno ‘al vijftig jaar’ niet meer heeft gespeeld. Na het akoestische tussenstuk, dat wordt afgesloten met de hit ‘Hole Hearted’, gaat de band verder met ‘Cupid’s Dead’. Het nummer wordt plotseling onderbroken; Nuno vraagt het publiek twee minuutjes tijd om zijn versterker te checken, aangezien hij niet tevreden is met het geluid. Vlak voor de show ging er al een versterker stuk, en Nuno wil wel de volle ervaring met het juiste geluid geven. Het is niet het laatste probleem dat Nuno heeft mijn zijn versterker; later in de show moet hij weer switchen, en uiteindelijk speelt hij aan het einde van de show op zijn vierde versterker. Na ‘Decadence Dance’, dat door iedereen wordt meegebruld, loopt de band het podium af. Terwijl het publiek fluit en roept om meer worden er in het donker op het podium twee krukken klaargezet, wat het publiek aanzet tot nog meer geschreeuw. Als Nuno het podium opgelopen komt vertelt hij dat het eigenlijk de bedoeling was dat hij in het donker begon te spelen, maar in plaats daarvan grijpt hij nóg een keer de kans aan om zich voor het geluid te verontschuldigen tegenover het publiek. Na het instrumentele meesterwerk ‘Midnight Express’, dat Nuno solo speelt, komt Gary het podium op en gaat naast Nuno zitten. Iedereen weet wat er komt als de twee mannen op krukken zitten met een akoestische gitaar… Voor de grap zet Nuno ‘Stairway To Heaven’ in, maar even later schreeuwt het publiek als een gek als Extreme’s grootste hit, ‘More Than Words’, volgt. Als Gary het publiek het eerste stuk laat zingen, wordt de tekst door de hele zaal woord voor woord opgedreund. De hele avond heeft het publiek goed van zich laten horen, maar nergens wordt er harder meegezongen dan met deze ballad.
Als de rest van de band ook weer plaatsneemt op het podium, mag het publiek kiezen wat het volgende nummer wordt. Na wat twijfels over welke titel het hardst wordt geschreeuwd speelt de band op verzoek ‘Warheads’, en als echte afsluiter Queens klassieker ‘We Are The Champions’.
Na afloop springen Nuno en Gary de fotopit nog in om handjes te schudden van het publiek om de mensen een laatste keer te bedanken.
Het concert, dat niet alleen getekend wordt door het late begin maar ook door de problemen met versterkers, is ondanks de tegenslag toch niets minder dan een succes. Nuno mag dan niet tevreden zijn met zijn geluid, het publiek is dat heel duidelijk merkbaar wel. De band gaat heel ontspannen met de problemen om: Nuno verontschuldigt zich uitgebreid, blijft kalm en maakt ondertussen grapjes. Ook de interactie tussen de bandleden (Pat slaat de snaren aan van Nuno’s gitaar, Gary gaat op het drumstel zitten) zorgen ervoor dat de show geen moment verveelt. De energie die van het podium afspat slaat over op de zaal, en het publiek leeft zich niet minder uit dan de band. Door de tijd die de band uittrekt om het publiek de beste ervaring mogelijk te geven, heeft de band zich eerder geliefder gemaakt dan voor ontevredenheid gezorgd.
Foto’s (C) Anneke Klungers