Black Stone Cherry toont veelzijdigheid in Hedon
|Het is alweer een jaar geleden dat Black Stone Cherry zijn laatste album uitbracht. Dat het album een enorm succes was, blijkt uit het feit dat de band nog steeds onder de Family Tree-banner rondtourt: zo stonden de Amerikanen op 22 juli in Hedon om hun muzikale loopbaan te vieren met zowel nieuwe nummers als Black Stone Cherry-klassiekers.
De avond begint al vroeg: om kwart over zeven opent de band The Lazys het programma. De Australiërs rennen als jonge honden over het podium (de bandnaam blijkt een misleidende te zijn) en weten het publiek moeiteloos op te hitsen en mee te slepen. The Lazys bewijzen zichzelf als een bijzonder goed passend voorprogramma – wie halverwege binnenkwam had zich af kunnen vragen of het hoofdprogramma niet al begonnen was. Na ‘Can’t Kill The Truth’, waarin gitarist Matty Morris zelfs door het publiek rent en de bar op springt om daar al headbangend een solo te spelen, neemt de band afscheid van het inmiddels goed opgewarmde publiek.
Hoewel de zaal intussen al vol is en klaar voor het echte werk, duurt het nog even voor Black Stone Cherry aan de beurt is; onverwachts speelt Stone Broken ook als voorprogramma in plaats van naprogramma. Het publiek maakt het echter niks uit, en het enthousiasme tijdens het optreden van de Britse band (die benadrukt hoe geweldig het altijd is om in Nederland te spelen en uitgebreid de tijd neemt voor interactie met het publiek) wordt er niet minder op.
Om bijna kwart over negen komen dan eindelijk de Amerikanen het podium op, warm onthaald door een enorm lawaai vanuit de zaal. Na een enthousiast ”We’re gonna have some fun!” van zanger Chris Robertson barst de band meteen los in ‘Burning’, en vanaf de eerste klanken staat het geluid als een huis – iets dat de band tot en met het einde vol weet te houden. De bandleden zoeken elkaar continu op, en laten zo zien dat ze een hechte eenheid zijn – iets dat mede wordt verklaard met de laatste albumtitel.
De Cherry-familie is overigens ook uitgebreid – er speelt nu standaard een toetsenist mee, die vooral tijdens de intro van ‘My Last Breath’ handig uitkomt, en een bongospeler, die voor een funky toon zorgt in de reggae-achtige breaks die de band in meerdere nummers stopt om het concert verrassend en afwisselend te houden. Zo transformeert ‘Stir It Up’ langzaam maar zeker in ‘Me And Mary Jane’, dat rustig begint maar al snel overgaat in de gebruikelijke hardrock die de hele zaal in een stampende, headbangende massa verandert. Nummers van het laatste album als ‘Bad Habit’ en ‘Ain’t Nobody’ worden afgewisseld met publiekslievelingen als ‘Cheaper To Drink Alone’, ‘Soul Creek’ en ‘White Trash Millionaire’.
Hoewel de virtuositeit van elk bandlid al overduidelijk zichtbaar is in de nummers en instrumentale tussenstukjes, krijgt John Fred Young de mogelijkheid zichzelf te bewijzen in een uitgebreide drumsolo. De titelsong van het laatste album, ‘Family Tree’, vormt een waardige afsluiter van een avond vol zowel nieuwe als oude glorie die van het concert een ultiem feest maakten voor de hardrockliefhebber.
De variaties die de band aanbrengt in de nummers maken van het optreden een unieke live-ervaring die het opzetten van het (ijzersterke) album ver weet te overtreffen. Of het nu rauwe en ruige rock, een reggae-break of een intiem, akoestisch intro is – de band blijft verrassen en brengt alles met evenveel kracht en overtuiging. Met virtuositeit, creativiteit en oprechte dankbaarheid en enthousiasme zorgde Black Stone Cherry opnieuw voor een onvergetelijke avond – het uitgelaten publiek zal hetzelfde hebben gedaan voor de Amerikaanse band.
Foto’s: (c) Anneke Klungers