Cosmic Cathedral – Deep Water

Facebookrssmail

Deze recensie zou uit de opsomming van vier namen kunnen bestaan en dan zal elke prog-fan weten wat hem of haar staat te wachten. Komen ze: Neal Morse, Chester Thompson, Phil Keaggy en Byron House. Punt. Klaar. Niks meer aan toe te voegen.

Want dit zijn stuk voor stuk grote namen. Thompson zullen de meesten kennen als de tweede drummer van Genesis, naast Phil Collins die tijdens concerten vooral de functie als zanger had. Keaggy heeft over het tijdsbestek van vijftig jaar een indrukwekkende solocarrière opgebouwd waarin hij zestig albums heeft afgeleverd. House is een veelzijdig bassist die met tal van grote artiesten heeft gewerkt, waaronder Dolly Parton, Solomon Burke, Al Green en recent met Robert Plant. Waar zit het linkje? Nu, zowel Keaggy als House werkten ook samen met Neal Morse, als  voorman van Spock’s Beard en de supergroep Transatlantic uitgegroeid tot boegbeeld in prog.

Morse en Thompson liepen elkaar tijdens een event tegen het lijf en begonnen wat te jammen. Het bleek te klikken en derhalve werd besloten om er een gitarist en een bassist bij te halen. Dat was in november van het vorige jaar. Een half jaar later presenteert het viertal onder de naam Cosmic Cathedral het resultaat: ‘Deep Water’, vernoemd naar de 38 minuten durende suite op het album. Maar voordat we onze tanden in de suite mogen zetten, presenteert het viertal nog vier andere tracks. Op ‘In the Heart of Life’ horen we direct de chemie tussen Thompson, House en Keaggy. De strijd om het juiste label kan dan losbarsten: is dit prog of meer jazzrock? Laat het lekker een academische discussie zijn tussen de progsnobs, de almanakken van Canterbury en de zendelingen van de symfo-mastodonten. Wij genieten vooral. En over zendelingen gesproken: zowel Morse als Keaggy belijden openlijk hun Christelijk geloof en dat komt expliciet terug in de teksten. Gij zult voorbereid zijn. Wie zich daar niet aan stoort, kan zich gerust in het diepe laten werpen.

Voor de liefhebbers van Transatlantic of een band als Big Big Train, is ‘Deep Water’ een fijne plaat. Dat Morse over een lekker stel stembanden beschikt die gemaakt zijn voor dit genre, is geen verrassing. De man levert gewoon. Nee, de verrassing zit in de combinatie Thompson, House en Keaggy. Achter de kit bij Frank Zappa, de jazzrockformatie Weather Report, zijn eigen trio en natuurlijk Genesis kon Thompson al laten horen dat hij een meer dan uitstekende drummer is en dat bewijst hij niet minder op dit album. En nee, dit is geen wedstrijd in afwijkende maatsoorten waar veel proginitiatieven in uitblinken. Die zijn er wel, maar de tweede track ‘Time to Fly’ is bijvoorbeeld gewoon een vierkwartsmaat, waarin Morse zich laat bijstaan in samenzang met een koor en we zelfs blazers krijgen voorgeschoteld, inclusief lekkere jazzy saxofoon- en gitaarsolo’s. Het geheel heeft ontegenzeggelijk de vibe van een Steely Dan-plaat en ook dat gaat erin als Gods woord in de ouderling, als we toch enigszins bij het thema willen blijven.

‘I Won’t Make It’ is de zwakkere broeder op het album. Dit is zo’n track waarop Morse gewoon zeikerig klinkt. Ondanks het fraaie arrangement met strijkers is dit domweg niet te pruimen zonder inname van een aanzienlijke hoeveelheid maagzuurremmers om de zure oprispingen tegen te gaan. Gelukkig krijgen we daarna ‘Walking In Daylight’ dat niet gezongen wordt door Morse maar door Keaggy, die behalve begenadigd gitarist ook een niet onverdienstelijk zanger is.

Zo bouwen we op naar de climax van het album: de suite, aangekondigd door een stem die met een vocoder is vervormd, waarna werkelijk alles uit de kast wordt gehaald. Cosmic Cathedral levert prog, maar met onmiskenbare invloeden uit de jazz en jazzrock. Daar zijn de afwijkende maatsoorten met ingenieuze drumfills, virtuoze gitaarriffs, het bombast van de mellotron-achtige synts en Hammond, de harmonieuze samenzang en natuurlijk het allesdragende thema als terugkerend concept.

In totaal bestaat de suite uit liefst negen delen, elk met hun eigen sfeer, maar het is wel degelijk één geheel, dit alles in de beste traditie van de pioniers als het gaat om suites: waar Jon Anderson op ‘Tales From Topographic Oceans’ van Yes de inspiratie uit het Hindoeïsme haalde en vier stukken componeerde omtrent de vier Hindu-doelen gerechtigheid, welstand, plezier en bevrijding, haalt Morse inspiratie uit Bijbelse bronnen waarbij persoonlijk lijden centraal staat. Lijden doen we muzikaal allerminst in stukken als ‘Storm Surface’ of ‘New Revelation’. Muzikaal zit dit allemaal razend goed in elkaar.

‘The Door to Heaven’ is het epische slot van de suite, waarin Morse, welhaast vanzelfsprekend en andermaal, want zoals op veel van zijn albums, ons nog een keer op het hart drukt dat er maar één is die ons kan redden. Episch, maar tegelijkertijd ook een ontzettend cliché en da’s toch een domper. Dit album had echt een beter slot verdiend: iets in 9/8 bijvoorbeeld,  met een onnavolgbaar drumpatroon zoals ‘Rding the Scree’ van Genesis, een baslijn die daar omheen meandert zoals Squire dat deed op ‘Heart of the Sunrise’ en een laatste splijtende solo. Nu gaat het geheel uit als een nachtkaars, na ruim dertig minuten puur genieten. Hopelijk is dit niet het enige en laatste album van dit gezelschap, want dan hebben ze wat dat betreft iets goed te maken.

(85/100)(InsideOut Music)

Bandleden

  • Neal Morse – vocals
  • Chester Thompson – drums
  • Phil Keaggy – guitars
  • Byron House – bass

Tracks

  1. The Heart Of Life
  2. Time To Fly
  3. I Won’t Make It
  4. Walking In Daylight
  5. Deep Water Suite I: Introduction
  6. Deep Water Suite II: Launch Out, Pt. One
  7. Deep Water Suite III: Fires Of The Sunrise
  8. Deep Water Suite IV: Storm Surface
  9. Deep Water Suite V: Nightmare In Paradise
  10. Deep Water Suite VI: Launch Out, Pt. Two
  11. Deep Water Suite VII: New Revelation
  12. Deep Water Suite VIII: Launch Out, Pt. Three
  13. Deep Water Suite IX: The Door To Heaven
Facebooktwitterredditpinterestmail

PJ

Add a Comment