The Pretty Reckless boeit Utrecht
|The Pretty Reckless is een Amerikaanse rockband met als leadzangeres Taylor Momsen, die bekend is van haar rol in de serie Gossip Girl. Net als haar Gossip Girl-collega Penn Badgley, die pas nog met zijn band Mothxr door Europa tourde, heeft Momsen zich op een zangcarrière gestort en die loopt al jaren goed. De band heeft gespeeld op festivals als Rock am Ring en Rock Werchter, getourd met Marilyn Manson en Evanescence en succesvolle nummers uitgebracht. Onlangs is hun derde album ‘Who You Selling for?’ uitgekomen.
De band had de Britse band The Cruel Knives meegenomen om hun voorprogramma te verzorgen. Deze enthousiaste jonge rockers kregen gelijk al veel hoofden aan het bewegen en handen aan het klappen.
The Pretty Reckless begint hun set met ‘Follow Me Down’, waarbij Taylors haar veelvuldig door de lucht vliegt. Daarna volgt al snel ‘Make me wanna Die’, duidelijk een publiekslieveling en een van de hoogtepunten van de avond. Er wordt hard meegezongen, Momsen raakt handen van fans aan en er ontstaat een klein moshpitje.
Voorafgaand aan het volgende nummer vraagt Momsen het publiek “Anyone drinking tonight? This one’s for you. This is called ‘My medicine’.” Ook dit nummer wordt meegezongen en daar is ook het moshpitje weer. Er worden nummers gespeeld van alle drie de albums en Momsen pakt het publiek in met haar rauwe, krachtige kettingrokersstem. Bij ‘Who you selling for’ gaan er lampjes de lucht in. “Utrecht, you light me up”, meldt Momsen voor ze aan het nummer ‘You light me up’ begint.
Na de opmerking “We’re here for one thing: We just wanna rock”, en het nummer ‘Take me down’, waarbij Taylor ook gitaar speelt, verdwijnt de band van het podium. Als encore wordt daarna nog ‘It’s a f***d up world’ gespeeld met een minutenlange, boeiende solo van drummer van Jamie Perkins.
Gossip Girl was jaren geleden en Momsen is nu een echte rockchick met een dynamische stage-presence en een dijk van een stem die samen met haar band het publiek het hele optreden geboeid weet te houden.
Foto’s (c) Irene Witpaard