Louise Patricia Crane – Deep Blue
|In juni 2019 vierde King Crimson het 50 jarige bestaan van de band in de Londense Royal Albert Hall. Drie avonden hogeschoolmuziek uit de koker van Robert Fripp, drie avonden feest. Ik had de eer erbij te mogen zijn. Ja, alle drie de avonden, want de setlist werd elke avond flink gewisseld, geheel volgens de Fripp improvisatie-traditie. Het waren zonder meer de mooiste progconcerten ooit.
Dan heb je ook nog de door de band uitgenodigde “special guests”, die niet op het podium verschenen, geen entree betaalden, maar toch net als ik in een van de 5000+ roodfluwelen stoelen het spektakel aanschouwden. Onder hen waren Ian Anderson (Jethro Tull), Bill Bruford (gepensioneerd drummer van onder andere Yes en King Crimson) en ene Louise Patricia Crane, zangeres, trots poserend met de ‘In The Court Of The Crimson King’ gitaar van Jakko Jakszyk, het “nieuwste” King Crimson bandlid. Mijn interesse was gewekt.
Louise Patricia Crane was een der zangeressen van project The Eden House, een collaboratie van 27 muzikanten onder leiding van Stephen Carey, die sinds 2009 progrock albums uitbrengt. Crane heeft het House verlaten en was geruime tijd bezig om muzikale ideeën op piano uit te werken, bestemd voor haar eerste soloalbum. Stephen Carey, die qua muzikale voorkeuren precies in haar straatje past, gaat aan de slag om met Crane de arrangementen verder uit te werken. Voorwaarde is wél dat ze van Dublin naar Cambridgeshire verkast, een gewaagde stap…
Het heeft zich geloond. Het resultaat van de samenwerking is verbluffend. Ten eerste is het album met de titel ‘Deep Blue’ niet in een hokje te plaatsen. De muziek bevat prog-, alt rock-, rock-, gothic-, pop- en folkinvloeden, verweven tot dromerige, soms sombere, doch vrij stevige sfeermuziek die, als het al érgens mee te vergelijken is, naar Kate Bush, All About Eve (met zangeres Julianne Regan) en de latere Pink Floyd neigt. De zang van Crane heeft veel van deze twee zangeressen weg, zij het dat ze de lagere regionen van het notenspectrum opzoekt.
Ten tweede de indrukwekkende lijst met gastmuzikanten: eerder genoemden Jakko Jakszyk en Ian Anderson, die tijdens de bijeenkomst in de Royal Albert Hall onder de indruk van haar muziek waren. Verder de legendarische bassisten Danny Thompson (Peter Gabriel en Kate Bush), Scott Reeder (Kyuss) en enkele leden van het The Eden House project.
Ten derde het artwork: van haar favoriete kunstenaar Jim Fitzpatrick, bekend van zijn Thin Lizzy hoesontwerpen, worden een aantal portretfoto’s van Crane gebruikt om de cover van het album te sieren.
En last but not least de muziek op ‘Deep Blue’, waarvan enkele voorbeelden: Opener ‘Deitry’ is een van de stevigere nummers met meteen die prachtige vocalen van Crane en een arrangement dat je naar een andere wereld voert tot het verstrijken van de laatste tonen van het album. ‘Ophelia’ is een mix van Pink Floyd, Jethro Tull en Kate Bush, ‘Isolde’ zou door de aanwezigheid van electrische viool niet misstaan op een David Cross (ex King Crimson) plaat en ‘Cascading’ bevat een vloeiend virtuoze solo van Jakszyk zoals alleen de topgitaristen dat kunnen. ‘The Eve Of The Hunter’ sluit het album op magistrale wijze af met weer Kate Bush kenmerken en een solo van Stephen Carey waar David Gilmour zijn vingers bij zou aflikken……
Louise Patricia Crane heeft met ‘Deep Blue’ een droomdebuut afgeleverd dat haar in de toekomst tot de groten zal laten behoren. Voor mij is ze dat al. (95/100) (Peculiar Doll Records)
Musicians:
Louise Patricia Crane – vocals
Jakko Jakszyk – guitar/backing vocals
Ian Anderson – flute
Stephen Carey – guitar/bass
Simon Rippin – percussion
Scott Reeder – bass
John Devine – uilleann pipes
Shir-Ran Yinon – violin
Steve Gibbons – bass
Danny Thompson – upright bass
Tracklist:
Deity
Snake Oil
Painted World
Cascading
Deep Blue
Ophelia
Isolde
The Eve Of The Hunter