Kaleo – Surface Sounds

Facebookrssmail

Wat komt er relatief gezien toch eigenlijk veel goede muziek uit het kleine IJsland. Slechts 360.000 inwoners, maar met alleen al uit het rocksegment acts als Sigur Rós, Agent Fresco, Sólstafir, The Vintage Caravan, Mammút en Dead Skeletons of Björk en Of Monsters and Men uit de pophoek. Het talent is daar allerminst dun gezaaid. Kaleo is momenteel waarschijnlijk het meest succesvolle exportproduct nadat debuutalbum A/B (2016) en hits als ‘Way Down We Go’ en ‘No Good’ alle poorten internationaal wijd open zetten. Van A/B ging er in deze streamingtijden wereldwijd toch meer dan een miljoen over de toonbank. In aanloop naar dit album werd de helft van de songs al als single uitgebracht, waardoor het verrassingseffect bij de release wat weg was helaas. Maar deze ‘Surface Sounds’ klinkt er niet minder om, ook al sluit hij naadloos aan op de voorganger. ‘Never change a winning team’ zullen platenmaatschappij Atlantic en zanger/gitarist/songschrijver/bandleider JJ Julius Son gedacht hebben, en geef ze eens ongelijk.

Voor wie de muziek niet kent: het is relatief eenvoudige, maar zeer aanstekelijke bluespoprock, gedragen door de ruige doch erg prettig in het gehoor liggende strot van Julius Son. Voeg er wat overstuurde dan wel akoestische gitaren én een catchy refrein aan toe en je hebt het recept voor een Kaleo-song. Openingssong ‘Brother Run Fast’ klinkt meteen vertrouwd, misschien omdat de overeenkomsten met hun grote hit ‘Way Down We Go’ wel erg groot is. Het relaxte intro, de zwaardere bluesy begeleiding en de zeer herkenbare donkere, wat nonchalante, mompelende zang van Julius, het is verslavend mooi weer. ‘Break My Baby’ is een stuk opzwepender, met een mooie zangmelodie en lekker vervormde gitaren in het tweede deel én een fijne solo. De uitgekiende, prima productie van Dave Cobb (onder meer Rival Sons, Europe) is een enorme meerwaarde voor dit album. ‘Alter Ego’ is één van de meest rockende songs, met een lekkere uitbundig refrein. Ook ‘Free the Slave’ heeft die smerige en wat slordige gitaarsound, met een Julius die het vol overtuiging uitschreeuwt.

Eén van de hoogtepunten is het zware bluesrocknummer ‘Skinny’, een nummer dat een aanklacht lijkt tegen de muziekindustrie en het schoonheidsideaal dat met name de zangeressen wordt opgelegd: “You’ve got to stay skinny, don’t you, girl? You’ve got to stay pretty as you were. You know we are living in a fucked up world. And they’ll try to burn you all”. Na wederom een kalm intro explodeert de song met overtuigende, net wat hogere zang en heerlijk vuig gitaarwerk. Prachtig nummer vol emotie. Kijk ook de mooie Youtube-clip van een live gespeelde akoestische versie met de uitgebarstende vulkaan op IJsland op de achtergrond. Zomerse en dansbare klanken horen we in het aanstekelijke, doch van een wat tè poppy refrein voorziene ‘Hey Gringo’. Maar prima voor de afwisseling.

Het tweede deel van het album, is net als voorganger A/B een stuk rustiger, al slaat de balans niet té ver door nu. ‘My Fair Lady’ is een wat treurige en iets te eentonige ballad, niet meer dan Julius en zijn akoestische gitaar. Ook ‘I Want More’ begint als een uitgeklede ballad, maar heeft een catchy zangmelodie en -refrein. Langzamerhand vallen er meer instrumenten in en eindigt als een feel-good song. Terug naar Julius en zijn gitaar in het aardige ‘Backbone’, enigszins vergelijkbaar met ‘My Fair Lady’. Nog een hoogtepunt is het sterke epos ‘I Walk On Water’. De ondersteunende gospelkoren maken het tot een fijne bombastische track, die aan het einde pas helemaal los gaat. Het album sluit klein af met het gevoelige en breekbare ‘Into My Mother’s Arms’.

Deze van een spectaculaire hoes voorziene ‘Surface Sounds’ is meer een soloplaat van zanger Julius Son geworden dan een echt groepsproject zoals de voorganger. Maar de sound is nauwelijks veranderd: aanstekelijke bluesrock afgewisseld met soms wat depri ballads. Stilstand is eigenlijk achteruitgang, maar in dit geval blijkt het gros van de nummers dusdanig sterk dat deze herhalingsoefening ontzettend lekker wegdraait. Typisch zo’n album die je altijd op kunt zetten, voor mij dè zomerplaat van 2021. Al kan de echte metal-fan dit album gerust overslaan. En op een opvolger horen we graag iets meer risico en progressie. (92/100)(Atlantic Records)

Tracklist

1. Brother Run Fast
2. Break My Baby
3. Alter Ego
4. Free the Slave
5. Skinny
6. Hey Gringo
7. My Fair Lady
8. I Want More
9. Backbone
10. I Walk On Water
11. Into My Mother’s Arms

Line up

JJ Julius Son – lead vocals, rhythm guitar, piano
Rubin Pollock – lead guitar
Daníel Ægir Kristjánsson – bass, keyboards
Davíð Antonsson – drums, percussion, backing vocals
Þorleifur Gaukur Davíðsson – harmonica, bongos, keyboards

Facebooktwitterredditpinterestmail
Inschrijven op de RockMuZine nieuwsbrief
Wekelijks op vrijdagavond het laatste nieuws en de laatste verslagen en recensies in je mailbox!

(Let op: check je spambox en voeg info@rockmuzine.nl toe aan je whitelist)

PJ